Vlijmen
Over de betekenis van de naam Vlijmen valt weinig met zekerheid te zeggen. De oudste schriftelijke bron spreekt van Vlimen,
wat "heim in een waterrijke streek" zou kunnen betekenen. Het dorp dankt zijn ontstaan aan de heer van Heusden, die het in 962 stichtte.
Deze ouderdom wordt bevestigd door aardewerkscherven, die bij de Hongerenburg (nabij Voordijk nr. 63) zijn gevonden. De Hongerenburg, misschien
het eerste stenen gebouw van Vlijmen, wordt vermeld in 1375; het laatste restant ervan is verkocht in 1662.
In oude akten is ook nog sprake van een slot "Borre", dat gestaan zou hebben op de Eekelaar, een eikenbos ten oosten van de Kennedybrug.
Het dorp, waarvan het centrum oorspronkelijk in de omgeving van de Hervormde Kerk lag, behoorde tot het hertogdom Brabant, maar tussen
1335 en 1339 was het Gelders bezit, waarna het weer terugkwam aan Brabant. Op 29 maart 1356 kwam het bij Holland, maar dit gaf aanleiding
tot problemen, die leidden tot verwoesting van Vlijmen door de Bosschenaren.
In 1374 werd na de uitspraak van scheidsrechters de nieuwe situatie bestendigd en tot 1814 is Vlijmen bij Holland gebleven. De Vliedberg
De hedendaagse wijk "De Vliedberg" was oorspronkelijk een groot heideveld, verdeeld in de Lage Heide, Middelheide en Hoge Heide,
die van elkaar werden gescheiden door het Hofpad en de Heisteeg. In de Zuidwesthoek lag de "Santberg", later Konijnenberg genoemd.
Het is een oud gebied, dat al in voorhistorische tijden verschillende malen bewoond is geweest. Er zijn enkele vondsten gedaan uit
de periode van 10.000 - 9.000 voor Christus en van 6.000 - 5.000 v. Chr., terwijl er ook in de tijd van de eerste veeteelt en landbouw,
voor dit gebied ong. 3.000 - 2.000 v. Chr. mensen hebben gewoond, wat o.a. blijkt uit de vondst van een gebroken stenen bijl. Ook in de
latere ijzertijd (rond 200 v. Chr.) was de huidige Vliedberg in trek als woonplaats, getuige de vondsten van veel aardewerk scherven en
een spinsteentje. Daarna valt het doek tot 1359.
Van het Middeleeuwse Vlijmen is betrekkelijk weinig bekend. Er moet al vroeg een kerk hebben gestaan, want het kruis van de huidige Hervormde
Kerk draagt het jaartal 1122. We weten dat de Voordijk rond 1272 is aangelegd en de Heidijk in 1360.
De schuttersgilden zijn heel oud. Zo wordt van het Onze Lieve Vrouw Schuttersgilde aangenomen dat het in 1320 zou zijn opgericht, de
St. Barbara Schuts in 1425 en de St. Carharina Schuts in 1469.
Het dorp kreeg in 1473 zijn eigen schepenbank voor civiele en strafrechtelijke zaken. Vlijmen heeft in de loop van de eeuwen zwaar te lijden
gehad van oorlogen, vooral ook omdat het in de onmiddellijke omgeving van de vestingstad Den Bosch was gelegen. In 1543 richtte Maarten van Rossum
met zijn Geldersen zware vernielingen aan. De Spaanse troepen deden dat op hun beurt in 1584, terwijl in 1587 bij oorlogshandelingen de kerk
werd verwoest. In 1610 werd deze inmiddels weer herstelde kerk door de Protestanten in gebruik genomen. De Katholieken bouwden in
1740 een schuurkerk aan de Voordijk; deze werd in 1805 opgevolgd door een definitief gebouw, terwijl de huidige kerk op 12 november
1866 werd ingezegend.
Het rampjaar 1672 deed ook voor Vlijmen zijn naam eer aan, want de Fransen verwoestten talloze huizen en plunderden het dorp geheel
leeg. Een nog grotere ramp deed zich voor in 1746, toen een enorme brand in totaal 380 gebouwen vernielde. Alsof al deze ellende nog
niet genoeg was, had men ook nog geregeld te kampen met overstromingen.
De landbouw is door de eeuwen heen veruit het voornaamste middel van bestaan geweest, terwijl ook de tuinbouw kon opbloeien in verband met
het afzetgebied in het nabije Den Bosch. Een Vlijmense specialiteit was bovendien de hopteelt. In het laatste kwart van de 19e eeuw
kwam de mandenmakerij op en lange tijd is deze industrie van doorslaggevende betekenis geweest voor de kostwinning van vele Vlijmenaren,
maar geen van de arbeiders is er ooit rijk van geworden. Er is veel armoede geleden, vooral in de crisisjaren.
Na de oorlog is de betekenis van de landbouw verder afgenomen, terwijl nieuwe industrieën voor ander werkgelegenheid
moeten zorgen
We vinden dan aangetekend in de rekening van Dirk van Polanen, drossaard van Heusden, dat deze "reet ten Berghe (Geertruidenberg)
om ene eendracht te maecken mitten Zuythollanderen die heyde tot Vlijmen te dijken".
Kennelijk heeft Holland, dat sinds 1356 Vlijmen tot zijn grondgebied mocht rekenen, er geen gras over laten groeien om de
levensomstandigheden van de Vlijmenaren te verbeteren. De Heidijk werd in 1360 aangelegd, maar dat hield niet in dat daarmee
de wateroverlast definitief van de baan was, want vanaf die tijd tot 1880 zijn er maar liefst drieentwintig doorbraken geregistreerd.
Opmerkelijk is, dat midden door de heide destijds de Heygrave liep, een brede sloot, die mogelijk aansluiting gaf op de Bossche Sloot,
een turfvaart, die tegen het einde van de veertiende eeuw was aangelegd door Pauwels de Oude van Haestrecht, heer van Venloon (Loon op Zand),
Goirle, Tilburg en Drunen. De Heygrave wordt al genoemd in 1449.
De heide werd geleidelijk ontgonnen en men mag aannemen, dat dit proces in het midden van de zeventiende eeuw was voltooid.
De Konijnenberg zelf is zeer geleidelijk te gronde gegaan. Al bij de aanleg van de Heidijk en de al eerder aanwezige kade moet hier veel
zand zijn weggehaald. In 1880 deed zich de meest ernstige overstroming voor bij de doorbraak van de Heidijk ter plaatse van het zwembad.
Het water bereikte toen een hoogte van 4.80 meter + N.A.P., zodat zelfs de Hoge Heide bijna een meter onder water kwam te staan.
De mensen vluchtten naar het enige veilige punt, de Konijnenberg, waar sommigen zich maandenlang in een strenge winter moesten schuilhouden,
oorspronkelijk in holen, later in tenten. Aan de functie van vluchtheuvel voor wel 300 mensen dankt de tegenwoordige wijk "De Vliedberg"
zijn naam. Bij het herstellen van de dijk werd opnieuw het zand gehaald bij de Konijnenberg. Daarna werd er tot 1914 zand verkocht voor 5 cent
per kar In 1921 verdween er weer een deel van de berg, nu ten behoeve van de woningbouw in o.a. de Pastoor van Akenstraat, de Mommersteeg,
en de Burg. van der Venstraat. Bovendien brandde in 1925 het eiken hakhout af, wat aanleiding werd tot verdere verstuiving. Tijdens de
laatste wereldoorlog deed de Konijnenberg nog dienst om er geschut op te plaatsen, eerst voor de Duitsers en later
voor de Geallieerden. Na de oorlog viel he laatste deel van de berg ten offer aan de broodnodige woningbouw.
In 1953-54 verdween het restant i.v.m. de bouw van de huidige wijk "De Vliedberg".